2
Op den dag der eerste maand, te weten op den eersten der maand, zult gij den tabernakel, de tent der samenkomst, oprichten.
3
En gij zult aldaar zetten de ark der getuigenis; en gij zult de ark met de voorhang bedekken.
4
Daarna zult gij de tafel daarin brengen, en gij zult schikken wat daarop te schikken is; gij zult ook den kandelaar daarin brengen, en zijn lampen aansteken.
5
En gij zult het gouden altaar ten reukwerk voor de ark der getuigenis zetten, dan zult gij het deksel van de deur des tabernakels ophangen.
6
Gij zult ook het altaar des brandoffers zetten voor de deur van den tabernakel, van de tent der samenkomst.
7
En gij zult het wasvat zetten tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar; en gij zult water daar in doen.
This chapter contains the order for setting up the tabernacle, and placing the furniture of it where it was the will of God it should be put, Ex 40:1-8 and for the anointing it, and all its vessels, and also Aaron and his sons, Ex 40:9-16 all which were accordingly done, the tabernacle was reared up, and everything was put in its proper place, Ex 40:16-33 upon which a cloud covered the tent, and the glory of the Lord filled the tabernacle, so that Moses could not enter; which cloud afterwards was a direction in their journeys, by night and by day, Ex 40:34-38.