Hooglied 5:2-12

2 Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem mijns Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen.
3 Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen?
4 Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der deur; en mijn ingewand werd ontroerd om Zijnentwil.
5 Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre, op de handvaten des slots.
6 Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.
7 De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.
8 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.
9 Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen! wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt!
10 Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tien duizend.
11 Zijn hoofd is van het fijnste goud, van het dichtste goud; Zijn haarlokken zijn gekruld, zwart als een raaf.
12 Zijn ogen zijn als der duiven bij de waterstromen, met melk gewassen, staande als in kasjes der ringen.

Hooglied 5:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO SONG OF SOLOMON 5

This chapter begins with Christ's answer to the church's request; in which he informs her, that he was come into his garden, as she desired, and gives an account of what he had done there; and kindly invites his dear friends to feast with him there, So 5:1; Then she relates her case and circumstances, which followed upon this, her sleepy frame, and ungrateful carriage to her beloved; which he resenting, withdrew from her, and this gave her sensible pain, So 5:2-6; what treatment she met with from the watchmen; her charge to the daughters of Jerusalem; and the questions they asked about her beloved, So 5:7-9; which put her upon giving a large description of him, by each of his parts, head, hair So 5:10-15; And the chapter is concluded with a general commendation of him and his loveliness, and a claim of interest in So 5:16.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.