Numberi 30:2-12

2 Wanneer een man den HEERE een gelofte zal beloofd, of een eed zal gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis verbindende, zijn woord zal hij niet ontheiligen; naar alles, wat uit zijn mond gegaan is, zal hij doen.
3 Maar als een vrouw den HEERE een gelofte zal beloofd hebben, en zich met een verbintenis in het huis haars vaders in haar jonkheid zal verbonden hebben;
4 En haar vader haar gelofte, en haar verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal horen, en haar vader tegen haar zal stilzwijgen, zo zullen al haar geloften bestaan, en alle verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal bestaan.
5 Maar indien haar vader dat zal breken, den dage als hij het hoort, al haar geloften, en haar verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen niet bestaan; maar de HEERE zal het haar vergeven; want haar vader heeft ze haar doen breken.
6 Doch indien zij immers een man heeft, en haar geloften op haar zijn, of de uitspraak harer lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft;
7 En haar man dat zal horen, en ten dage als hij het hoort, tegen haar zal stilzwijgen, zo zullen haar geloften bestaan, en haar verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen bestaan.
8 Maar indien haar man ten dage, als hij het hoorde, dat zal breken, en haar gelofte, die op haar was, zal te niet maken, mitsgaders de uitspraak harer lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zo zal het de HEERE haar vergeven.
9 Aangaande de gelofte ener weduwe, of ener verstotene: alles, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal over haar bestaan.
10 Maar indien zij ten huize haars mans gelofte gedaan heeft, of met een eed door verbintenis haar ziel verbonden heeft;
11 En haar man dat gehoord, en tegen haar stil zal gezwegen hebben, dat niet brekende; zo zullen al haar geloften bestaan, mitsgaders alle verbintenis, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zal bestaan.
12 Maar indien haar man die dingen ganselijk te niet maakt, ten dage als hij het hoort, niets van al wat uit haar lippen gegaan is, van haar gelofte, en van de verbintenis harer ziel, zal bestaan; haar man heeft ze te niet gemaakt, en de HEERE zal het haar vergeven.

Numberi 30:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 30

Mention being made, in the latter part of the preceding chapter, of vows to be performed to the Lord, besides the sacrifices directed to; here some account is given of them, and men are charged to fulfil, and not break them, Nu 30:1,2 but as to women, if a maid, being in her father's house, made a vow in his hearing, and he silent at it, her vow stood; but if he disapproved of it, it was null and void, Nu 30:3-5 and so a wife, when she vowed a vow in the hearing of her husband, and he said not ought against it, it was valid; but if he objected to it, it stood for nothing, Nu 30:6-8, likewise a widow, or one divorced, that made a vow in her husband's house, before he died, or she was put away from him, and he did not contradict it, it remained in force and to be fulfilled; but if he made it void, it stood not, and she was forgiven, Nu 30:9-12 it being in an husband's power to confirm or make null a vow or oath, made by his wife to afflict her soul; but if he made any void after he heard them, and had been silent, he himself was to bear her iniquity, Nu 30:13-16.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.