Psalmen 86:11-17

11 Leer mij, HEERE! Uw weg; ik zal in Uw waarheid wandelen; verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams.
12 Heere, mijn God! ik zal U met mijn ganse hart loven, en ik zal Uw Naam eren in eeuwigheid;
13 Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt.
14 O God! de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen.
15 Maar Gij, Heere! zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van goedertierenheid en waarheid.
16 Wend U tot mij, en zijt mij genadig, geef Uw knecht Uw sterkte, en verlos den zoon Uwer dienstmaagd.
17 Doe aan mij een teken ten goede, opdat het mijn haters zien, en beschaamd worden, als Gij, HEERE! mij geholpen, en mij getroost zult hebben.

Psalmen 86:11-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 86

\\<>\\. The title is the same with the Seventeenth Psalm, and the subject of it is much alike: it was written by David, when in distress, and his life was sought after; very likely when he was persecuted by Saul, and fled from him; so Aben Ezra, Jarchi, and Kimchi: and as he was a type of Christ in his afflictions, as well as in his exalted state, it may not be unfitly applied to him, as it is by some interpreters. The Syriac inscription of it is, ``for David, when he built an house for the Lord; and a prophecy of the calling of the Gentiles; and moreover, a prayer of a peculiar righteous man.'' Theodoret thinks it predicts the siege of Jerusalem by the Assyrians, and Hezekiah's hope in God.

Videos for Psalmen 86:11-17

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.