1 Thessalonicenzen 3:4

4 Want ook, toen wij bij u waren, voorzeiden wij u, dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het.

1 Thessalonicenzen 3:4 Meaning and Commentary

1 Thessalonians 3:4

For, verily, when we were with you
In presence, in person, as they then were in heart and affection; when they were first among them, and preached the Gospel to them:

we told you before;
before it came to pass;

that we should suffer tribulation:
which they might say by virtue of Christ's prediction to all his disciples, that they should have tribulation in the world; and upon its being the common case of God's people, and the usual way through which they enter the kingdom; and the Apostle Paul might foretell this, upon the discovery that was made to him how many things he should suffer for the sake of Christ, and which therefore he always, and in every place expected; and he might have a particular revelation of the disturbance and opposition he was to meet with at Thessalonica:

even as it came to pass, and ye know;
referring to the tumult and uproar in ( Acts 17:5-10 ) , and which should be considered so far from being a discouragement, that it was a great confirmation of the truth of their mission and ministry; nor could it be so surprising to them as it might have been had they had no previous taste of it.

1 Thessalonicenzen 3:4 In-Context

2 En hebben gezonden Timotheus, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof;

3 Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven, dat wij hiertoe gesteld zijn.

4 Want ook, toen wij bij u waren, voorzeiden wij u, dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het.

5 Daarom ook deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik hem gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen.

6 Maar als Timotheus nu van ulieden tot ons gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden;