Nehemia 11:4

4 Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez;

Nehemia 11:4 Meaning and Commentary

Nehemiah 11:4

And at Jerusalem dwelt certain of the children of Judah, and of
the children of Benjamin
It belonging partly to one tribe and partly to the other, and so inhabited by both, as it originally was, ( Joshua 15:63 ) ( 18:28 )

of the children of Judah; Athaiah;
called Uthai, ( 1 Chronicles 9:4 ) whose lineage is traced through Uzziah, Zechariah, Amariah, Shephatiah, Mahalaleel,

of the children of Perez;
a son of Judah, see ( 1 Chronicles 9:4 ) .

Nehemia 11:4 In-Context

2 En het volk zegende al de mannen, die vrijwilliglijk aanboden te Jeruzalem te wonen.
3 En dit zijn de hoofden van het landschap, die te Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, in hun steden, Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo).
4 Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez;
5 En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni.
6 Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem woonden, waren vierhonderd acht en zestig dappere mannen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.