Nehemia 4:1-5

1 Maar het geschiedde, als Sanballat gehoord had, dat wij den muur bouwden, zo ontstak hij, en werd zeer toornig; en hij bespotte de Joden.
2 En sprak in de tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat doen deze amechtige Joden? Zal men hen laten geworden? Zullen zij offeren? Zullen zij het in een dag voleinden? Zullen zij de steentjes uit de stofhopen levend maken, daar zij verbrand zijn?
3 En Tobia, den Ammoniet, was bij hem, en zeide: Al is het, dat zij bouwen, zo er een vos opkwame, hij zou hun stenen muur wel verscheuren.
4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht zijn, en keer hun versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een roof in een land der gevangenis.
5 En dek hun ongerechtigheid niet toe; en hun zonde worde niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want zij hebben U getergd, staande tegenover de bouwlieden.

Nehemia 4:1-5 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NEHEMIAH 4

This chapter relates, how the Jews, while building, were mocked by their enemies, to which no answer was returned but by prayer to God, and they went on notwithstanding in their work, Ne 4:1-6 and how that their enemies conspired against them, to hinder them by force of arms, Ne 4:7-12 to oppose which, both spiritual and temporal weapons were made use of, so that the work was still carried on, Ne 4:13-23.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.