1 Koningen 18:8-18

8 Hij zeide: Ik ben het; ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier.
9 Maar hij zeide: Wat heb ik gezondigd, dat gij uw knecht geeft in de hand van Achab, dat hij mij dode?
10 Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, zo er een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden heeft, om u te zoeken; en als zij zeiden: Hij is hier niet; zo nam hij dat koninkrijk en dat volk een eed af; dat zij u niet hadden gevonden.
11 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier.
12 En het mocht geschieden, wanneer ik van u zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen; en ik kwam, om dat Achab aan te zeggen, en hij vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid af.
13 Is mijn heer niet aangezegd, wat ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN honderd man heb verborgen, elk vijftig man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden heb?
14 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier, en hij zou mij doodslaan.
15 En Elia zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen!
16 Toen ging Obadja Achab tegemoet, en zeide het hem aan; en Achab ging Elia tegemoet.
17 En het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: Zijt gij die beroerden van Israel?
18 Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt.

1 Koningen 18:8-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 KINGS 18

In this chapter Elijah has an order from the Lord to show himself to Ahab, who, going first, and meeting with a servant of his, Obadiah, charges him to tell his master where he was, that he might meet him, 1Ki 18:1-16, and, upon meeting him, desires that all Israel, and the prophets of Baal, might be convened, which was accordingly done, 1Ki 18:17-20, when he expostulated with the people of Israel for their idolatry, mocked and confounded the prophets of Baal, and gave the strongest proofs, to the conviction of the people, that Jehovah is the true God, 1Ki 18:21-39, on which all the prophets of Baal were slain, 1Ki 18:40, and rain in great abundance was given at the prayer of the prophet, 1Ki 18:41-46.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.