Genesis 23:1-6

1 En het leven van Sara was honderd zeven en twintig jaren; dit waren de jaren des levens van Sara.
2 En Sara stierf te Kiriath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen.
3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht van zijner dode, en hij sprak tot de zonen Heths, zeggende:
4 Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u; geef mij een erfbegrafenis bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave
5 En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem:
6 Hoor ons, mijn heer! gij zijt een vorst Gods in het midden van ons; begraaf uw dode in de keure onzer graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven.

Genesis 23:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 23

This chapter treats of the age, death, and funeral of Sarah, and the place of her interment: of her age, Ge 23:1; of her death, Ge 23:2; of the motion Abraham made to the sons of Heth, to obtain a burial place among them, Ge 23:3,4; of the answer of them to him, giving him leave to bury in any of their sepulchres, Ge 23:5,6; of a second motion of his to them, to use their interest with Ephron the Hittite, to let him have the cave of Machpelah for the above purpose, Ge 23:7-9; of Ephron's consent unto it, Ge 23:10,11; of the purchase Abraham made of it for four hundred shekels of silver, Ge 23:12-16; and of its being secured unto him, which he interred Sarah his wife, Ge 23:17-20.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.