Micha 7:2-12

2 De goedertierene is vergaan uit het land, en er is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op bloed, zij jagen, een iegelijk zijn broeder, met een jachtgaren.
3 Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.
4 De beste van hen is als een doorn; de oprechtste is scherper dan een doornheg; de dag uwer wachters, uw bezoeking, is gekomen; nu zal hunlieder verwarring wezen.
5 Gelooft een vriend niet, vertrouwt niet op een voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, die in uw schoot ligt.
6 Want de zoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder; eens mans vijanden zijn zijn huisgenoten.
7 Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen.
8 Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht zijn.
9 Ik zal des HEEREN gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijn twist twiste, en mijn recht uitvoere; Hij zal mij brengen aan het licht; ik zal mijn lust zien aan Zijn gerechtigheid.
10 En mijn vijandin zal het zien, en schaamte zal haar bedekken; die tot mij zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen aan haar zien; nu zal zij worden tot vertreding, als slijk der straten.
11 Ten dage als Hij uw muren zal herbouwen, te dien dage zal het besluit verre heengaan.
12 Te dien dage zal het ook komen tot u toe, van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte.

Micha 7:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO MICAH 7

This chapter begins with a lamentation of the prophet, in the name of the church and people of God, concerning the general depravity and corruption of the times in which he lived, Mic 7:1-6; then declares what he was determined to do for his relief in such circumstances, Mic 7:7; comforts himself and the church with a good hope and firm belief of its being otherwise and better with them, to the shame and confusion of their enemies that now rejoiced, though without just reason for it, Mic 7:8-10; with promises of deliverance, after a desolation of the land for some time, Mic 7:11-13; and with the answer returned to the prayers of the prophet, Mic 7:14,15; which would issue in the astonishment of the world, and their subjection to the church of God, Mic 7:16,17; and the chapter is concluded with admiration at the pardoning grace and mercy of God, and his faithfulness to his promises, Mic 7:18-20.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.