Exodus 37:7-17

7 Ook maakte hij twee cherubim van goud; van dicht werk maakte hij ze, uit de beide einden des verzoendeksels.
8 Een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel maakte hij de cherubim, uit deszelfs beide einden.
9 En de cherubim waren de beide vleugelen omhoog uitbreidende, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten waren tegenover elkander; de aangezichten der cherubim waren naar het verzoendeksel.
10 Hij maakte ook een tafel van sittimhout; twee ellen was haar lengte, en een el haar breedte; en een el en een halve haar hoogte.
11 En hij overtrok ze met louter goud; en hij maakte een gouden krans daaraan, rondom.
12 Hij maakte daaraan ook een lijst rondom, een hand breed; en hij maakte een gouden krans rondom derzelver lijst.
13 Hij goot ook vier gouden ringen daaraan; en hij zette de ringen aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten waren.
14 Tegenover de lijst waren de ringen tot plaatsen voor de handbomen, om de tafel te dragen.
15 Hij maakte ook de handbomen van sittimhout; en hij overtrok ze met goud, om de tafel te dragen.
16 En hij maakte het gereedschap, dat op de tafel zijn zoude, haar schotelen, en haar reukschalen, en haar kroezen, en haar platelen (met welke ze bedekt zoude worden), van louter goud.
17 Hij maakte ook een kandelaar van louter goud. Van dicht werk maakte hij deze kandelaar, zijn schacht, en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen, en zijn bloemen waren uit hem.

Exodus 37:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 37

This chapter continues the account of the making of the tabernacle, and the furniture of it, particularly the ark, mercy seat, and cherubim, Ex 37:1-9 the shewbread table, and what appertained to that, Ex 37:10-16 the candlestick, and all the vessels of it, Ex 37:17-24 and the altar of incense, together with the anointing oil, and pure incense, Ex 37:25-29.

because he gave his mind to this work more than the rest of the wise men, it is called by his name. It is a notion of some Jewish writers that the ark was made by Bezaleel, without the help of others; but there is no sufficient reason to be given for it; for other things are equally ascribed to him in this and the following chapter, as the mercy seat with the cherubim, the shewbread table, the candlestick of pure gold, the two altars, the laver of brass, with other things, which are only said to be made by him, because they were made by his direction, and he having the oversight of them while making; wherefore Aben Ezra observes, that this is particularly said for the glory of the ark. Of the ark, and all other things mentioned in this chapter, \\see Gill on "Ex 25:1"\\ &c. to end of chapter, \\see Gill on "Ex 30:1"\\ &c. to end of chapter. 10564-941108-1324-Ex37.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.