Ezechiël 48:1-8

1 Dit nu zijn de namen der stammen. Van het einde noordwaarts, aan de zijde des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-Enon, de landpale van Damaskus, noordwaarts aan de zijde van Hamath (ook zal hij den oosterhoek en westerhoek hebben), zal Dan een snoer hebben.
2 En aan de landpale van Dan, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Aser een.
3 En aan de landpale van Aser, van den oosterhoek af tot den westerhoek toe, Nafthali een.
4 En aan de landpale van Nafthali, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Manasse een.
5 En aan de landpale van Manasse, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Efraim een.
6 En aan de landpale van Efraim, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Ruben een.
7 En aan de landpale van Ruben, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Juda een.
8 Aan de landpale nu van Juda, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, zal het hefoffer zijn, dat gijlieden zult offeren, vijf en twintig duizend meetrieten in breedte, en de lengte, als van een der andere delen, van den oosterhoek tot den westerhoek toe; en het heiligdom zal in het midden deszelven zijn.

Ezechiël 48:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 48

In this chapter an account is given of the portions of the twelve tribes in the land of Israel; seven to the north of the sanctuary, Dan, Asher, Naphtali, Manasseh, Ephraim, Reuben, and Judah, Eze 48:1-7, between which and Benjamin lay the holy portion of the land, for the sanctuary and the priests of it, and for the Levites, and for the city and its suburbs, and for the prince, Eze 48:8-22 then the portions of the other five tribes to the south of the sanctuary, Benjamin, Simeon, Issachar, Zebulun, and Gad, Eze 48:23-29, after which the city is described by its outlets, north, east, south, and west; by its twelve gates, three at each point; by its circumference and by its name, Eze 48:30-35.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.