Hosea 14:4-9

4 Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij U ontfermd worden.

5 Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd.

6 Ik zal Israel zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon.

7 Zijn scheuten zullen zich uitspreiden, en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms, en hij zal een reuk hebben als de Libanon.

8 Zij zullen wederkeren, zittende onder zijn schaduw; zij zullen ten leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.

9 Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. [ (Hosea 14:10) Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen. ]

Hosea 14:4-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO HOSEA 14

This chapter concludes the book, with gracious promises to repenting sinners, to returning backsliders. It begins with an exhortation to Israel to return to the Lord, seeing he was their God, and they had fallen by sin from prosperity into adversity, temporal and spiritual, Ho 14:1; and they are directed what to say to the Lord, upon their return to him, both by way of petition, and of promise and of resolution how to behave for the future, encouraged by his grace and mercy, Ho 14:2,3; and they are told what the Lord, by way of answer, would say to them, Ho 14:4; and what he would be to them; and what blessings of grace he would bestow on them; and in what flourishing and fruitful circumstances they should be, Ho 14:5-8; and the chapter ends with a character of such that attend to and understand those things; and with a recommendation of the ways of the Lord, which are differently regarded by men, Ho 14:9.