Numberi 4:20-30

20 Doch zij zullen niet inkomen om te zien, als men het heiligdom inwindt, opdat zij niet sterven.
21 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
22 Neem ook op de som der zonen van Gerson, naar het huis hunner vaderen, naar hun geslachten.
23 Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt om den strijd te strijden, opdat hij den dienst bediene in de tent der samenkomst.
24 Dit zal zijn de dienst der geslachten van de Gersonieten, in het dienen en in den last.
25 Zij zullen dan dragen de gordijnen des tabernakels, en de tent der samenkomst; te weten haar deksel, en het dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel der deur van de tent der samenkomst,
26 En de behangselen des voorhofs, en het deksel der deur van de poort des voorhofs, hetwelk is bij den tabernakel en bij het altaar rondom; en hun zelen, en al het gereedschap van hun dienst, mitsgaders al wat daarvoor bereid wordt, opdat zij dienen.
27 De gehele dienst van de zonen der Gersonieten, in al hun last, en in al hun dienst, zal zijn naar het bevel van Aaron en van zijn zonen; en gijlieden zult hun ter bewaring al hun last bevelen.
28 Dit is de dienst van de geslachten der zonen van de Gersonieten, in de tent der samenkomst; en hun wacht zal zijn onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester.
29 Aangaande de zonen van Merari, die zult gij naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen tellen.
30 Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren oud, al wie inkomt tot dezen strijd, om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst.

Numberi 4:20-30 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 4

This chapter relates an order to number the Levites fit for business, and gives an account of the time and age when they should enter into service, and how long they should continue therein, Nu 4:1-3; what their particular service should be; and first of the Kohathites, Nu 4:4-20; next of the Gershonites, Nu 4:21-28; and then of the Merarites, Nu 4:29-33; after which Moses and Aaron, with the chief of the congregation, numbered each of them, even as many as were at the age fit for service, as the Kohathites, Nu 4:34-37; the Gershonites, Nu 4:38-41; the Merarites, Nu 4:42-45; the sum total of which is given, Nu 4:46-49.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.