1 Corinthiërs 6:6

6 Maar de ene broeder gaat met den anderen broeder te recht, en dat voor ongelovigen.

1 Corinthiërs 6:6 Meaning and Commentary

1 Corinthians 6:6

But brother goeth to law with brother
The relation meant is spiritual; it was usual for members of churches to be called brethren, they professing to be born again of the same Father, and belonging to the same family under Christ, the son, firstborn, and master of it: and a very wicked and shameful thing it was, that persons in such a relation, being of such a family, should go to law with one another at all:

and that before the unbelievers;
which is an aggravation of their sin and folly. The apostle before calls them "unjust", now "infidels", such as had no faith in Christ, disbelieved the Messiah, and denied the whole Gospel, and therefore no faith or confidence should be put in them; for, generally speaking, such as have no faith, are not only wicked, but unreasonable men, men of no reason, conscience, justice, and equity; and therefore very improper persons for believers to bring their causes before.

1 Corinthiërs 6:6 In-Context

4 Zo gij dan gerechtzaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de Gemeente minst geacht zijn.

5 Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?

6 Maar de ene broeder gaat met den anderen broeder te recht, en dat voor ongelovigen.

7 Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?

8 Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.