1 Koningen 1:6

6 En zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij alzo gedaan? En ook was hij zeer schoon van gedaante, en Haggith had hem gebaard na Absalom.

1 Koningen 1:6 Meaning and Commentary

1 Kings 1:6

And his father had not displeased him at any time
Always humoured him in everything, let him have his own way and will, and granted him what he desired, and never corrected him for his faults, or made him ashamed, as the Targum, by telling him of them, and chastising him for them; this was not to the credit of David, being guilty of the same sin with Eli; and on this Adonijah presumed much, that he would not contradict and countermand in this as he had not in other things before:

in saying, why hast thou done so?
never so much as asked a reason of his conduct, so far was he from reproving him for it:

and he [also] was a very goodly [man];
of a comely countenance, tall and well proportioned, as his brother Absalom, and which was another thing on which he built his hopes of succeeding in his enterprise; for in those times, as in later times, and other nations, a comely aspect and personable appearance recommended a man to the choice of the people for a supreme magistrate, (See Gill on 1 Samuel 9:2);

and [his mother] bare him after Absalom;
not that the same woman bore him as did Absalom; for Absalom's mother was Maachah, this man's Haggith; but she bore him after Absalom's mother had bore him, so that he was next son; and now Amnon, Chileab, or Daniel, and Absalom, being all dead, he was the eldest son living, and upon this he founded his claim to the throne, and his hope of succeeding.

1 Koningen 1:6 In-Context

4 En de jonge dochter was bovenmate schoon, en koesterde de koning, en diende hem; doch de koning bekende ze niet.

5 Adonia nu, de zoon van Haggith, verhief zich, zeggende: Ik zal koning zijn; en hij bereidde zich wagenen en ruiteren, en vijftig mannen, lopende voor zijn aangezicht.

6 En zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij alzo gedaan? En ook was hij zeer schoon van gedaante, en Haggith had hem gebaard na Absalom.

7 En zijn raadslagen waren met Joab, den zoon van Zeruja, en met Abjathar, den priester; die hielpen, volgende Adonia.

8 Maar Zadok, de priester, en Benaja, de zoon van Jojada, en Nathan, de profeet, en Simei, en Rei, en de helden, die David had, waren met Adonia niet.