1 Koningen 1:4

4 En de jonge dochter was bovenmate schoon, en koesterde de koning, en diende hem; doch de koning bekende ze niet.

1 Koningen 1:4 Meaning and Commentary

1 Kings 1:4

And the damsel [was] very fair
And so very agreeable to the king to be in his presence, and wait upon him, and take things of her hand, as well as lie with him:

and cherished the king;
enlivened his spirits by her amiable countenance, her graceful behaviour, and tender care of him, and especially by bedding with him:

and ministered to him;
serving him with her own hands whatever he took for his sustenance:

but the king knew her not;
as a man knows his wife; which shows that she was his wife, and that it would not have been criminal in him had he known her; but this is observed, not to point at the chastity of David, but his feebleness, and loss of desire after women, and that the damsel remained a virgin; and that was the ground of Adonijah's request, and his hope of succeeding.

1 Koningen 1:4 In-Context

2 Toen zeiden zijn knechten tot hem: Laat ze mijn heer den koning een jonge dochter, een maagd zoeken, die voor het aangezicht des konings sta, en hem koestere; en zij slape in uw schoot, dat mijn heer de koning warm worde.
3 Zo zochten zij een schone jonge dochter in alle landpalen van Israel; en zij vonden Abisag, een Sunamietische, en brachten ze tot den koning.
4 En de jonge dochter was bovenmate schoon, en koesterde de koning, en diende hem; doch de koning bekende ze niet.
5 Adonia nu, de zoon van Haggith, verhief zich, zeggende: Ik zal koning zijn; en hij bereidde zich wagenen en ruiteren, en vijftig mannen, lopende voor zijn aangezicht.
6 En zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij alzo gedaan? En ook was hij zeer schoon van gedaante, en Haggith had hem gebaard na Absalom.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.