1 Koningen 2:2

2 Ik ga heen in den weg der ganse aarde, zo wees sterk, en wees een man.

1 Koningen 2:2 Meaning and Commentary

1 Kings 2:2

I go the way of all the earth
A path which is the path of death F15, which all pass in, kings and peasants, high and low, rich and poor, great and small, good and bad; none are exempted, all must die, and do; it is the appointment of God, a decree which can never be reversed; all experience confirms it: this same phrase is used by Joshua, from whom David seems to have borrowed it, and shows that that book was written in his days, ( Joshua 23:14 ) ;

be thou strong therefore;
not discouraged at my death, being a common thing, and to be expected; nor at being left alone, the Lord can give thee wisdom and counsel, assistance and strength, protection, and defence; take heart therefore, and be of good courage:

and show thyself a man;
in wisdom and understanding, and in fortitude of mind, though so young a man; which were necessary for the government of so great a people, and to guard against the secret intrigues of some, and the open flatteries of others, and the fear of attempts against his person and government, and the temptations he might be liable to, to do wrong things; and especially they were necessary to enable him to keep the commands of God, as follows; which required great strength of mind and of grace, considering the corruptions of nature, the temptations of Satan, and the snares of men; see ( Joshua 1:7 ) .


FOOTNOTES:

F15 "------ omnes una manet nox, Et calcanda semel via lethi". Horat. Carmin. l. 1. ode 28. ver. 15, 16.

1 Koningen 2:2 In-Context

1 Als nu de dagen van David nabij waren, dat hij sterven zou, zo gebood hij zijn zoon Salomo, zeggende:
2 Ik ga heen in den weg der ganse aarde, zo wees sterk, en wees een man.
3 En neem waar de wacht des HEEREN, uws Gods, om te wandelen in Zijn wegen, om te onderhouden Zijn inzettingen, en Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn getuigenissen, gelijk geschreven is in de wet van Mozes; opdat gij verstandelijk handelt in al wat gij doen zult, en al waarheen gij u wenden zult;
4 Opdat de HEERE bevestige Zijn woord, dat Hij over mij gesproken heeft, zeggende: Indien uw zonen hun weg bewaren, om voor Mijn aangezicht trouwelijk, met hun ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen, zo zal geen man, zeide Hij, u afgesneden worden van den troon Israels.
5 Zo weet gij ook, wat Joab, de zoon van Zeruja, mij gedaan heeft, en wat hij gedaan heeft aan de twee krijgsoversten van Israel, Abner, den zoon van Ner, en Amasa, den zoon van Jether, dien hij gedood heeft, en heeft krijgsbloed vergoten in vrede; en hij heeft krijgsbloed gedaan aan zijn gordel, die aan zijn lendenen was, en aan zijn schoenen, die aan zijn voeten waren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.