1 Kronieken 15:2

2 Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.

1 Kronieken 15:2 Meaning and Commentary

1 Chronicles 15:2

Then David said
Either within himself, or to his ministers and courtiers about him:

none ought to carry the ark of God but the Levites;
he saw his former mistake in employing those that were not Levites in bringing up the ark from Kirjathjearim, and bringing it in a cart, and not on the shoulders of the Levites, and so miscarried in his attempt, ( 2 Samuel 6:1 ) and, perhaps, had since more diligently consulted the law of God about this matter:

for them hath the Lord chosen to carry the ark of God, and to minister
unto him for ever;
as long as the Levitical dispensation lasted, as appears from ( Numbers 1:50 ) ( 4:15 ) ( 7:9 ) .

1 Kronieken 15:2 In-Context

1 En David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde der ark Gods een plaats, en spande een tent voor haar.
2 Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
3 Ook vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark des HEEREN op te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had.
4 En David verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten.
5 Van de kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren honderd en twintig.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.