1 Kronieken 21:1

1 Toen stond de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat hij Israel telde.

1 Kronieken 21:1 Meaning and Commentary

1 Chronicles 21:2

(See Gill on 1 Chronicles 21:1).

1 Kronieken 21:1 In-Context

1 Toen stond de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat hij Israel telde.
2 En David zeide tot Joab en tot de oversten des volks: Gaat heen, telt Israel van Ber-seba tot Dan toe, en brengt hen tot mij, dat ik hun getal wete.
3 Toen zeide Joab: De HEERE doe tot Zijn volk, gelijk zij nu zijn, honderdmaal meer; zijn zij niet allen, o mijn heer koning, mijn heer tot knechten? Waarom verzoekt mijn heer dit? Waarom zou het Israel tot schuld worden?
4 Doch het woord des konings nam de overhand tegen Joab; derhalve toog Joab uit, en hij doorwandelde gans Israel; daarna kwam hij weder te Jeruzalem.
5 En Joab gaf David de som van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd duizend man, die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend, en zeventig duizend man, die het zwaard uittrokken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.