1 Kronieken 5:8

8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-Meon,

1 Kronieken 5:8 Meaning and Commentary

1 Chronicles 5:8

And Bela the son of Azaz, the son of Shema, the son of Joel,
&c.] The pedigree of Bela, another principal man in the tribe of Reuben, is traced up to Joel the father of Shema; the same with Shemaiah, according to Kimchi and Ben Melech, ( 1 Chronicles 5:4 )

who dwelt in Aroer;
which belonged to the tribe of Gad, and was rebuilt by them, ( Numbers 32:34 ) wherefore Kimchi observes, it may be interpreted, either from Aroer, or on the border of it, Bela dwelt:

even unto Nebo, and Baalmeon; of which (See Gill on Numbers 32:38).

1 Kronieken 5:8 In-Context

6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, gevankelijk wegvoerde; hij was de vorst der Rubenieten.
7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja,
8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-Meon,
9 En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead.
10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.