1 Kronieken 5:9

9 En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead.

1 Kronieken 5:9 Meaning and Commentary

1 Chronicles 5:9

And eastward he inhabited
Either Bela, or the tribe of Reuben:

unto the entering in of the wilderness;
the wilderness of Kedemoth, which was near to Sihon king of Heshbon, whose land the Reubenites inhabited, ( Deuteronomy 2:26 )

from the river Euphrates;
a learned man F18 thinks that this river Phrat was different from the Euphrates near Babylon, which was northward, since this was to the east or southeast:

because their cattle were multiplied in the land of Gilead;
therefore their habitation was extended further, even to the river Euphrates, as in the days of David and Solomon, ( 2 Samuel 8:3 ) ( 1 Kings 4:21 ) .


FOOTNOTES:

F18 Texelii Phoenix, l. 3. c. 7. p. 272.

1 Kronieken 5:9 In-Context

7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja,
8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-Meon,
9 En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead.
10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
11 De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.