1 Kronieken 5:6

6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, gevankelijk wegvoerde; hij was de vorst der Rubenieten.

1 Kronieken 5:6 Meaning and Commentary

1 Chronicles 5:6

Beerah his son
The last of Joel's posterity, who, according to the Targum and other Jewish writers F17 was a prophet, and the father of Hosea, see ( Hosea 1:1 ) but neither the name, title, time, nor tribe, agree:

whom Tilgathpilneser king of Assyria carried away captive;
the same with Tiglathpileser by a transposition of letters, ( 2 Kings 15:29 ) and is read the same here in the Greek, Syriac, and Arabic versions:

he [was] prince of the Reubenites;
at that time; that is, Beerah was.


FOOTNOTES:

F17 Aben Ezra in Hos. i. 1. Pesikta apud Abarbinel. in ib.

1 Kronieken 5:6 In-Context

4 De kinderen van Joel: zijn zoon Semaja; zijn zoon Gog; zijn zoon Simei;
5 Zijn zoon Micha; zijn zoon Reaja; zijn zoon Baal;
6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, gevankelijk wegvoerde; hij was de vorst der Rubenieten.
7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja,
8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-Meon,
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.