1 Samuël 19:2

2 En Jonathan verkondigde het David, zeggende: Mijn vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des morgens, en blijf in het verborgene, en versteek u.

1 Samuël 19:2 Meaning and Commentary

1 Samuel 19:2

But Jonathan, Saul's son, delighted much in David
In his company and conversation; he loved him with a love of complacency, and was constant and steadfast in it, and which was a kind providence to David; for by this means he came to the knowledge of Saul's designs upon him, and could the better guard against him:

and Jonathan told David, saying, Saul my father seeketh to kill thee;
to inform him of which was acting the part of a sincere and faithful friend:

now therefore, I pray thee, take heed of thyself until the morning:
it seems it was now evening when he informed him of it; and as he knew not what emissaries Saul might have out that night in quest of him, he advises him to take care of himself, and not expose himself to any danger, and to keep a strict guard about him; and in the morning he would try to conciliate his father to him, when he might hope, having slept upon it, that he would be in a better temper, and more disposed to hear what might be said to him:

and abide in a secret [place], and hide thyself;
he seems to suggest as if it was not safe for him to be in his own house, and in his own bedchamber that night, but that it was advisable to retire to some private place, where it might not be known or suspected that he was there. By what follows he means some field, and a private place in it.

1 Samuël 19:2 In-Context

1 Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David.

2 En Jonathan verkondigde het David, zeggende: Mijn vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des morgens, en blijf in het verborgene, en versteek u.

3 Doch ik zal uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het veld, waar gij zult zijn; en ik zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij; dat zal ik u verkondigen.

4 Zo sprak dan Jonathan goed van David tot zijn vader Saul; en hij zeide tot hem: De koning zondige niet tegen zijn knecht David, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en omdat zijn daden voor u zeer goed zijn.

5 Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij heeft den Filistijn geslagen, en de HEERE heeft een groot heil aan het ganse Israel gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd geweest; waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende?