2 Koningen 25:2

2 Zo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia.

2 Koningen 25:2 Meaning and Commentary

2 Kings 25:32

And thou shalt hang it upon four pillars of shittim wood,
overlaid with gold
For it was ten cubits long, and as many broad; and being of such a stiffness and thickness as it was, required so many pillars to support it: these pillars may signify the deity of Christ, which is the support of his human nature, and in which it has its personal subsistence, and gives all its actions and sufferings virtue and efficacy; and being of "shittim wood", which is incorruptible, may denote his eternity, and being covered with gold, his glory:

their hooks shall be of gold;
which were upon the tops of the pillars on which the vail was hung: and the pillars were

upon the four sockets of silver;
which were properly the pedestals or feet of the pillars; and these sockets, into which the pillars were let and placed, and the hooks the vail hung by, may hint to the union of the two natures in Christ, who is God and man in one person, God manifest in the flesh; see ( Song of Solomon 5:15 ) .

2 Koningen 25:2 In-Context

1 En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en legerde zich tegen haar; en zij bouwden tegen haar sterkten rondom.

2 Zo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia.

3 Op den negenden der vierde maand, als de honger in de stad sterk werd, en het volk des lands geen brood had,

4 Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden des nachts door den weg der poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en de koning trok door den weg des vlakken velds.

5 Doch het heir der Chaldeen jaagde den koning na, en zij achterhaalden hem in de vlakke velden van Jericho, en zal zijn heir werd van bij hem verstrooid.