2 Koningen 9:27

27 Als Ahazia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den weg van het huis des hofs; doch Jehu vervolgde hem achterna, en zeide: Slaat hem ook op den wagen, aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, en stierf aldaar.

2 Koningen 9:27 Meaning and Commentary

2 Kings 9:27

But when Ahaziah the king of Judah saw this
That Joram was slain:

he fled by the way of the garden house,
which perhaps stood upon the spot where Naboth's vineyard was, turned into a garden by Ahab:

and Jehu followed after him;
as far as Samaria, where he was hid, ( 2 Chronicles 22:9 ) ,

and said, smite him also in the chariot;
this order he gave to his soldiers, to do to him as he had done to Joram: and they did so,

at the going up to Gur, which is by Ibleam;
a city in the tribe of Manasseh, ( Joshua 17:11 ) ,

and he fled to Megiddo;
after he was wounded; another city in the same tribe, ( Joshua 17:11 ) ,

and died there;
at Megiddo; though some think that from thence he was had by his servants to Samaria, and there hid, and, being found, was brought from thence to Jezreel, where he was slain, and died. Jehu was ordered to destroy the whole house of Ahab, and Ahaziah was of that house by his mother's side, and walked in the way of it, and was in conjunction with it, and perished therewith; this, though here recorded, was after the death of Jezebel, and of the seventy sons of Ahab, and of the brethren of Ahaziah.

2 Koningen 9:27 In-Context

25 Toen zeide Jehu tot Bidkar, zijn hoofdman: Neem, werp hem op dat stuk lands van Naboth, den Jizreeliet; want gedenk, als ik en gij nevens elkander achter zijn vader Achab reden, dat hem de HEERE dezen last oplegde, zeggende:
26 Zo Ik gisteravond niet gezien heb het bloed van Naboth, en het bloed zijner zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op dit stuk lands, zegt de HEERE. Nu dan, neem, werp hem op dat stuk land, naar het woord des HEEREN.
27 Als Ahazia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den weg van het huis des hofs; doch Jehu vervolgde hem achterna, en zeide: Slaat hem ook op den wagen, aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, en stierf aldaar.
28 En zijn knechten voerden hem naar Jeruzalem, en zij begroeven hem in zijn graf, bij zijn vaderen in de stad Davids.
29 In het elfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, was Ahazia koning geworden over Juda.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.