2 Kronieken 30:5

5 Zo stelden zij zulks, dat men een stem door gans Israel, van Ber-seba tot Dan, zou laten doorgaan, opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den God Israels, te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden, gelijk het geschreven was.

2 Kronieken 30:5 Meaning and Commentary

2 Chronicles 30:5

So they established a decree, to make proclamation throughout
all Israel
Passed a vote, that heralds should be appointed and sent to proclaim it throughout the land, that all might know it, and none plead ignorance:

from Beersheba even to Dan;
the one being the southern and the other the northern boundary of the whole land of Israel:

that they should come to keep the passover unto the Lord God of Israel
at Jerusalem:
the only proper place where it was to be kept:

for they had not done it of a long time in such sort as it was written;
as prescribed in the law those of the ten tribes had not observed it from the time of the schism of Jeroboam, and many in the kingdom of Judah had neglected it, at least had not kept it as the law required; for the phrase which we render "of a long time" rather respects a multitude of persons than length of time, who had been very deficient in their observance of this ordinance; the Targum is, that

``many had not done it in its time, in Nisan,''

and suggests that it was kept twice this year, first in Nisan by a few, and now again in the second month Ijar, and which is the sense of some Talmudic writers F16, but has no foundation in the text.


FOOTNOTES:

F16 T. Bab. Sanhedrin, fol. 12. 2.

2 Kronieken 30:5 In-Context

3 Want zij hadden het niet kunnen houden te dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich niet genoeg geheiligd hadden, en het volk zich niet verzameld had te Jeruzalem.
4 En deze zaak was recht in de ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente.
5 Zo stelden zij zulks, dat men een stem door gans Israel, van Ber-seba tot Dan, zou laten doorgaan, opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den God Israels, te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden, gelijk het geschreven was.
6 De lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert u tot den HEERE, den God van Abraham, Izak en Israel, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie.
7 En zijt niet als uw vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den God hunner vaderen, overtreden hebben; waarom Hij hen tot verwoesting overgegeven heeft, gelijk als gij ziet.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.