2 Kronieken 30:6

6 De lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert u tot den HEERE, den God van Abraham, Izak en Israel, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie.

2 Kronieken 30:6 Meaning and Commentary

2 Chronicles 30:6

So the posts went with the letters from the king and his
princes throughout all Israel and Judah
Both through the kingdoms of the ten tribes of Israel, and the kingdom of the two tribes of Judah and Benjamin:

and according to the commandment of the king, saying;
so they were ordered by the king to say, when they delivered the letters which by the king's commandment they carried; or this was the purport of them, as follows, especially of those that were sent to the ten tribes:

ye children of Israel, turn again unto the Lord God of Abraham, Isaac,
and Israel;
from whom they had revolted, and from whose worship they had departed, by setting up and serving the calves at Dan and Bethel:

and he will return to the remnant of you that are escaped out of the
hand of the king of Assyria;
Pul and Tiglathpileser, who had both invaded their land, and the latter had taken many of their cities, and carried the inhabitants captive, ( 2 Kings 15:19 2 Kings 15:29 ) .

2 Kronieken 30:6 In-Context

4 En deze zaak was recht in de ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente.
5 Zo stelden zij zulks, dat men een stem door gans Israel, van Ber-seba tot Dan, zou laten doorgaan, opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den God Israels, te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden, gelijk het geschreven was.
6 De lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert u tot den HEERE, den God van Abraham, Izak en Israel, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie.
7 En zijt niet als uw vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den God hunner vaderen, overtreden hebben; waarom Hij hen tot verwoesting overgegeven heeft, gelijk als gij ziet.
8 Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.