2 Samuël 18:21

21 En Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen.

2 Samuël 18:21 Meaning and Commentary

2 Samuel 18:21

Then said Joab to Cushi
The Ethiopian, or blackamoor; who either was an Ethiopian by birth and proselyted, or he was an Israelite of a black complexion, and therefore so called; and was judged a proper person by the general to carry such dismal news to the king, as he knew it would be. Some Jewish writers ^F1 take him to be the same with Cush the Benjaminite, in the title of the seventh psalm, ( Psalms 7:1 ) ; and that he is the same that told Joab he saw Absalom hanging in an oak, and declared that, if a thousand shekels of silver were offered him, he would not have put forth his hand against him, ( 2 Samuel 18:10-12 ) ; though some think this was one of the ten young men that waited on Joab, and by his orders slew Absalom; but it would have been dangerous for one of these to have carried the tidings, had he been known by David to have done it:

go tell the king what thou hast seen:
by which it should seem that he was present when Absalom was killed:

and Cushi bowed himself unto Joab;
in reverence to him as his general, and in thankfulness for sending him on this errand:

and ran;
as fast as he could.

---

FOOTNOTES:

F1 Pirke Eliezer, c. 53.

2 Samuël 18:21 In-Context

19 Toen zeide Ahimaaz, Zadoks zoon: Laat mij toch heenlopen, en den koning boodschappen, dat de HEERE hem recht gedaan heeft van de hand zijner vijanden.

20 Maar Joab zeide tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, daarom dat des konings zoon dood is.

21 En Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen.

22 Doch Ahimaaz, Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het ook zij, laat mij toch ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij toch geen bekwame boodschap hebt?

23 Wat het ook zij, zeide hij, laat mij heenlopen; zo zeide hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van het effen veld, en kwam Cuschi voorbij.