2 Samuël 2:7

7 En nu, laat uw handen sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer Saul gestorven is; en ook hebben mij die van het huis van Juda tot koning over zich gezalfd.

2 Samuël 2:7 Meaning and Commentary

2 Samuel 2:7

Now therefore let your hands be strengthened, and be ye
valiant
And not be afraid of the Philistines, who might resent their conduct in taking away from them the bodies of Saul and his sons, whom they had hung up in triumph; and these men might fear they would bring their armies against them, and destroy them; but David bids them be of good heart and courage, and not be afraid of them:

for your master Saul is dead;
or rather "though" ^F1 he is dead; for that he was dead they knew full well, having buried him, and needed no information of it; but being dead, they might be discouraged, as having none to protect and defend them, or come to their relief as he did, should they be attacked:

and also the house of Judah have anointed me king over them;
or "for even", or "notwithstanding" ^F2; and this therefore being the case, he would take their parts, and help and assist them; and which he suggests to them, to invite them to own him as their king also, and put themselves under his protection.

---

FOOTNOTES:

F1 (yk) "licet enim", V. L. "quamvis", Piscator. So Pool and Patrick.
F2 (Mgw) "tamen", V. L. "nam similiter", Junius & Tremellius, Piscator.

2 Samuël 2:7 In-Context

5 Toen zond David boden tot de mannen van Jabes in Gilead, en hij zeide tot hen: Gezegend zijt gij den HEERE, dat gij deze weldadigheid gedaan hebt aan uw heer, aan Saul, en hebt hem begraven.

6 Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid en trouw! En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt.

7 En nu, laat uw handen sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer Saul gestorven is; en ook hebben mij die van het huis van Juda tot koning over zich gezalfd.

8 Abner nu, de zoon van Ner, de krijgsoverste, dien Saul gehad had, nam Isboseth, Sauls zoon, en voerde hem over naar Mahanaim,

9 En maakte hem ten koning over Gilead, en over de Aschurieten, en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over gans Israel.