2 Samuël 9:4

4 En de koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij is in het huis van Machir, den zoon van Ammiel, te Lodebar.

2 Samuël 9:4 Meaning and Commentary

2 Samuel 9:4

And the king said unto him, where is he?
&c.] In what part of the land, city, or town, does he dwell?

and Ziba said unto the king, behold, he [is] in the house of Machir,
the son of Ammiel;
a descendant of Machir, the son of Manasseh, to whom the land of Gilead was given, which lay on the other side Jordan:

in Lodebar;
a place in that country, perhaps the same with Debir in ( Joshua 13:26 ) . Here it may be his mother's relations lived, and here he might dwell in obscurity, and lie hid from the knowledge of David; who, it might be feared by his friends, would have dispatched him, had he known where he was. Some take it to be an appellative, and render it, as Abarbinel observes, "without anything"; as if he was so poor that he had not anything to support himself with. No mention as yet is made of his name, perhaps because the historian had given it before, ( 2 Samuel 4:4 ) .

2 Samuël 9:4 In-Context

2 Het huis van Saul nu had een knecht, wiens naam was Ziba; en zij riepen hem tot David. En de koning zeide tot hem: Zijt gij Ziba? En hij zeide: Uw knecht.

3 En de koning zeide: Is er nog iemand van het huis van Saul, dat ik Gods weldadigheid bij hem doe? Toen zeide Ziba tot den koning: Er is nog een zoon van Jonathan, die geslagen is aan beide voeten.

4 En de koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij is in het huis van Machir, den zoon van Ammiel, te Lodebar.

5 Toen zond de koning David heen, en hij nam hem uit het huis van Machir, den zoon van Ammiel, van Lodebar.

6 Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, hier is uw knecht.