Exodus 19:22

22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot den HEERE naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke.

Exodus 19:22 Meaning and Commentary

Exodus 19:22

And let the priests also, which come near unto the Lord
Either the firstborn, as the Jews generally interpret it, so Jarchi and Aben Ezra; who were sanctified to the Lord, and in whose stead afterwards the Levites were taken; or the sons of Aaron, who should be, and were potentially, though not actually priests, as Ben Gersom expresses it, from an ancient book of theirs called Mechilta; or rather some principal persons, as heads of families and the like, who, before the priesthood was settled in the family of Aaron, officiated as priests, and drew nigh to God, and offered up sacrifices for themselves and others, and were distinguished from others by this character, and therefore do not intend princes, as some interpret the word; for the description of them will not agree to them, but plainly points to a sort of men, to whom it was peculiar to perform that office. These Moses is bid to charge that they

sanctify themselves;
in the same manner as the people in general were before ordered, and keep themselves within the same bounds; not daring to transgress them, because they were persons that used to draw nigh to God in the performance of religious actions:

lest the Lord break forth upon them;
and smite them, that they die, in like manner as he made a breach on Uzzah afterwards for touching the ark of the Lord, ( 2 Samuel 6:6-8 ) .

Exodus 19:22 In-Context

20 Als de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes klom op.

21 En de HEERE zeide tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen.

22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot den HEERE naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke.

23 Toen zeide Mozes tot den HEERE: Het volk zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij hebt ons betuigd, zeggende: Bepaal den berg, en heilig hem.

24 De HEERE dan zeide tot hem: Ga heen, klim af, daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat de priesters en het volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke.