Exodus 29:21

21 Dan zult gij nemen van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd zij, en zijn klederen, ook zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem.

Exodus 29:21 Meaning and Commentary

Exodus 29:21

And thou shalt take of the blood that is upon the altar
Not that which was sprinkled upon it, which could not be gathered up in such quantities as to be sprinkled again; but which was in a basin on it, having been received into it when the ram was slain:

and of the anointing oil;
hereafter to be made, and with which Aaron was anointed as soon as he had his garments on; and this is a different anointing from that that was poured on his head; this was sprinkled on his garments, as follows:

and sprinkle it upon Aaron;
both the blood and the oil:

and upon his garments;
the note of Aben Ezra is, under the garments of Aaron, and on his garments, as if they were sprinkled within and without:

and upon his sons, and upon the garments of his sons with him;
at his first unction his sons do not seem to have been anointed at all, but now they and their garments are sprinkled both with blood and oil; denoting both the justification of the priests of the Lord by the blood of Christ, and the sanctification of them by the Spirit, and the need that both their persons and their actions stand in of cleansing by them both:

and he shall be hallowed, and his garments, and his sons, and his sons'
garments with him:
all should be holy in a ceremonial sense, and devoted to holy uses and services; see ( Psalms 45:8 ) ( Revelation 7:14 ) .

Exodus 29:21 In-Context

19 Daarna zult gij den anderen ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen;
20 En gij zult den ram slachten, en van zijn bloed nemen, en doen het op het rechter oorlapje van Aaron, en op het rechteroorlapje van zijn zonen, desgelijks op den duim hunner rechterhand, en op den groten teen huns rechtervoets; en dat bloed zult gij op het altaar sprengen, rondom heen.
21 Dan zult gij nemen van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd zij, en zijn klederen, ook zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem.
22 Daarna zult gij van den ram nemen het vet mitsgaders den staart, ook het vet, dat het ingewand bedekt, en het net der lever en de beide nieren, met het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder; want het is een ram der vulofferen;
23 En een broodbol, en een koek geolied brood, en een vlade, uit den korf der ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN zijn zal;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.