Exodus 9:9

9 En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland.

Exodus 9:9 Meaning and Commentary

Exodus 9:9

And it shall become small dust in all the land of Egypt
Which ashes, thrown up into the air, should be so multiplied and spread as to be over all the land of Egypt, and come down like showers of snow or sleet everywhere, only of a hot and scalding nature; or these handfuls of ashes were to be cast up into the air, and come down in the above manner, about Pharaoh's court, as a sign and token of what would be the case all over the kingdom: and shall be a boil breaking forth [with] blains;
that is, these ashes becoming a small dust, and falling down like the dew, snow, or sleet, yet hot and burning, should produce sore boils, burning ulcers, hot carbuncles, rising up in pustules, blisters, and buboes, which last word is pretty near in sound with the Hebrew word here used: upon man, and upon beast, throughout all the land of Egypt;
so that, as the last plague affected their property, substance, and riches, which in those times greatly lay in cattle, this, besides that, would affect their persons, and give them exceeding great pain, though it might not issue in death.

Exodus 9:9 In-Context

7 En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet tot een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard, en hij liet het volk niet trekken.

8 Toen zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie die naar de hemel voor de ogen van Farao.

9 En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland.

10 En zij namen as uit den oven, en stonden voor Farao's aangezicht; en Mozes strooide die naar den hemel; toen werden er zweren, uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het vee;

11 Alzo dat de tovenaars voor Mozes niet staan konden, vanwege de zweren; want aan de tovenaars waren zweren, en aan al de Egyptenaren.