Exodus 9:8

8 Toen zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie die naar de hemel voor de ogen van Farao.

Exodus 9:8 Meaning and Commentary

Exodus 9:8

And the Lord said unto Moses and unto Aaron
This very probably was the day following, on the third day of the month Abib, about the eighteenth of March, that orders were given to bring on the following plague: take to you handfuls of ashes of the furnace;
either in which the bricks were burnt, or rather in which food was boiled, since it can scarcely he thought there should be brickkiln furnaces so near Pharaoh's court; though perhaps some reference may be had to them, and to the labour of the children Israel at them, and as a just retaliation for their oppression of them in that way. These ashes were such as were blown off the coals, and though fresh, yet not so hot but that they could take and hold them in their hands: and let Moses sprinkle it towards the heaven, in the sight of Pharaoh;
this was to be done before Pharaoh, that he might be an eyewitness of the miracle, he himself seeing with his own eyes that nothing else were cast up into the air but a few light ashes; and this was to be done towards heaven, to show that the plague or judgment came down from heaven, from the God of heaven, whose wrath was now revealed from thence; and Moses he was to do this; he alone, as Philo ^F26 thinks, or rather both he and Aaron, since they were both spoken to, and both filled their hands with ashes; it is most likely that both cast them up into the air, though Moses, being the principal person, is only mentioned.

---

FOOTNOTES:

F26 De Vita Mosis, l. 1. p. 622.

Exodus 9:8 In-Context

6 En de HEERE deed deze zaak des anderen daags; en al het vee der Egyptenaren stierf; maar van het vee der kinderen Israels stierf niet een.

7 En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet tot een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard, en hij liet het volk niet trekken.

8 Toen zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie die naar de hemel voor de ogen van Farao.

9 En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland.

10 En zij namen as uit den oven, en stonden voor Farao's aangezicht; en Mozes strooide die naar den hemel; toen werden er zweren, uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het vee;