Ezechiël 13:6

6 Zij zien ijdelheid en leugenachtige voorzegging, die daar zeggen: De HEERE heeft gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en zij geven hope van het woord te zullen bevestigen.

Ezechiël 13:6 Meaning and Commentary

Ezekiel 13:6

They have seen vanity, and lying divination
The visions the false prophets pretended to see were nothing but the fruit of their own fancies and imaginations, and had nothing real in them; and what they divined or foretold should be were all lies, and never came to pass, and never would: saying the Lord saith: and the Lord hath not sent them;
they came to the people with a lie in their mouths, giving out that the Lord spoke by them; when they had no mission from him; nor any commission to say what they did; or any warrant from him for their prophecies: and they have made [others] to hope that they would confirm the word;
or, "that the word would be confirmed" F5; that what was said by them would have its accomplishment; and that their prophecies would be fulfilled. By their solemn way of speaking; by the use they made of the name of the Lord; by the strong assurances they gave, and by their frequent repetition of their predictions, the people were brought to hope and believe that the event would answer to what they said; wherefore, instead of bringing them to a sense of their sins, and repentance for them, whereby the judgments of God would have been prevented, they hardened them in them, and hastened their ruin.


FOOTNOTES:

F5 (rbd Myql) "ut praestet verbum", Junius & Tremellius, Piscator, Polanus; "ratum fore", Grotius; "eventurum esse", Castalio.

Ezechiël 13:6 In-Context

4 Uw profeten, o Israel, zijn als vossen in de woeste plaatsen.
5 Gij zijt in de bressen niet opgetreden, noch hebt den muur toegemuurd voor het huis Israels, om in den strijd te staan, ten dage des HEEREN.
6 Zij zien ijdelheid en leugenachtige voorzegging, die daar zeggen: De HEERE heeft gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en zij geven hope van het woord te zullen bevestigen.
7 Ziet gij niet een ijdel gezicht, en spreekt een leugenachtige voorzegging, als gij zegt: De HEERE spreekt, daar Ik niet gesproken heb?
8 Daarom zo zegt de Heere HEERE: omdat gijlieden ijdelheid spreekt, en leugen ziet; daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de Heere HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.