Ezechiël 20:11

11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend, dewelke, zo ze een mens doet, zal hij door dezelve leven.

Ezechiël 20:11 Meaning and Commentary

Ezekiel 20:11

And I gave them my statutes
The precepts of his law, the law on Mount Sinai, of which there were not the like among other nations; nor were they given unto them, but were a special gift unto Israel, and greatly to be valued, ( Deuteronomy 4:8 ) ( Psalms 147:19 Psalms 147:20 ) ( 19:8-10 ) ; and showed them judgments:
the nature, use, and excellency of the the necessity and advantage of observing them: the same as before, called "statutes", because appointed, fixed, and certain, being of inviolable and lasting obligation; and "judgments", being according to strict justice and equity: these, though they were originally written on man's heart, yet so obliterated by sin that there was need not only of their being afresh written and published, but of their being taught and made known; or of pointing out the use of them, and obligation to them: which [if] a man do, he shall live in them;
or "by them" ^F7; in the land of Canaan, enjoying all the blessings of a long and happy life: reference seems to be had to ( Leviticus 18:5 ) . The Targum adds,

``in eternal life;''

but eternal life is not to be obtained by the works of the law, since no man can perfectly obey or fulfil it, but is the pure gift of the grace of God.

---

FOOTNOTES:

F7 (Mhb) "per ea", Junius & Tremellius, Polanus, Piscator; "propter ea", Pagninus.

Ezechiël 20:11 In-Context

9 Doch Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat hij niet ontheiligd wierde voor de ogen der heidenen, in welker midden zij waren; aan welke Ik Mij, voor derzelver ogen, bekend gemaakt heb, om hen uit Egypteland uit te voeren.

10 En Ik voerde hen uit Egypteland, en bracht hen in de woestijn.

11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend, dewelke, zo ze een mens doet, zal hij door dezelve leven.

12 Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben, Die hen heilige.

13 Maar het huis Israels werd wederspannig tegen Mij in de woestijn; zij wandelden in Mijn inzettingen niet, en verwierpen Mijn rechten; dewelke, zo ze een mens doet, zal hij door dezelve leven; en zij ontheiligden Mijn sabbatten zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid te zullen uitgieten over hen in de woestijn, om hen te verdoen.