Ezechiël 30:22

22 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen.

Ezechiël 30:22 Meaning and Commentary

Ezekiel 30:22

Therefore thus saith the Lord God, behold, I am against
Pharaoh king of Egypt
The then present king of Egypt, whose name was Hophra or Apries, ( Jeremiah 44:30 ) : and I will break his arms, the strong, and that which was broken:
both his arms, the sound and the broken one, his whole power, strength, and dominion; meaning that that part of his kingdom which lay between the two rivers of Egypt and Euphrates, that had been taken away by the king of Babylon, should remain so; and the other part of his kingdom should fall a prey to him also: and I will cause the sword to fall out of his hand;
so that he should be so far from being so able to make use of the sword, that he should not be able to hold it; it should drop out of his hand; nor should he be able to take it up again, and make war, either offensive or defensive.

Ezechiël 30:22 In-Context

20 Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste maand, op den zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:

21 Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde.

22 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen.

23 En Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen.

24 En Ik zal de armen des konings van Babel sterken, en Mijn zwaard in zijn hand geven; maar Farao's armen zal Ik verbreken, dat hij voor zijn aangezicht zal kermen, gelijk een dodelijk verwonde kermt.