Ezechiël 30:21

21 Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde.

Ezechiël 30:21 Meaning and Commentary

Ezekiel 30:21

Son of man, I have broken the arm of Pharaoh king of Egypt,
&c.] Not Pharaohnecho, king of Egypt, whose army was overthrown at Carchemish by the king of Babylon, in the fourth year of Jehoiakim; when the latter took from the former all that belonged to him between the river of Egypt and the river Euphrates; by which he was so weakened and dispirited, that he could not stir any more out of his own land, ( Jeremiah 46:2 ) ( 2 Kings 24:7 ) and of him Jarchi and Kimchi interpret it; but Pharaohhophra, or Apries, who was defeated by the Cyreneans, and saved himself by flight; (See Gill on Ezekiel 29:4): and, lo, it shall not be bound up to be healed, to put a roller to bind
it;
a metaphor taken from chirurgeons, who, having set broken bones, put on a bandage or rollers of linen, or such like stuff, to keep them tight; but nothing of this kind should be done; hereby suggesting that Egypt should receive such a blow or wound as would be incurable; see ( Jeremiah 46:11 ) : to make it strong to hold the sword;
which it should not be able to do, or to make war any more, at least with success, or to defend itself.

Ezechiël 30:21 In-Context

19 Alzo zal Ik gerichten oefenen in Egypte; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
20 Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste maand, op den zevenden der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:
21 Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde.
22 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, beide den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen.
23 En Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.