Ezra 2:59

59 Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer; doch zij konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen, of zij uit Israel waren.

Ezra 2:59 Meaning and Commentary

Ezra 2:59

And these were they that went up from Telmelah, Telharsa,
&c.] Places in the land of Babylon, see ( Isaiah 37:12 ) ( Ezekiel 3:15 ) .

Cherub, Addan, and Immer; but they could not show their father's house,
and their seed, whether they were of Israel;
these were such that professed the Jewish religion, and went for Jews in Babylon, but could not trace their pedigree, and tell what family they were of, who their ancestors, and where they had lived in Judea; they had lost their genealogical tables, if they ever had any, and could not make it out, whether their parents were Israelites or proselyted Gentiles; or they were such who had been exposed, and taken out of the streets, and their parents unknown.

Ezra 2:59 In-Context

57 De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van Pocheret-Hazebaim, de kinderen van Ami.
58 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig.
59 Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer; doch zij konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen, of zij uit Israel waren.
60 De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en vijftig.
61 En van de kinderen der priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die van de dochteren van Barzillai, den Gileadiet, een vrouw genomen had, en naar hun naam genoemd was.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.