Ezra 4:2

2 Zo kwamen zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen optrekken.

Ezra 4:2 Meaning and Commentary

Ezra 4:2

Then they came to Zerubbabel, and the chief of the fathers,
&c.] These they addressed, as knowing that if they could not prevail with them, they could never succeed in their design; and these were no doubt the principal of the Samaritans that applied:

and said unto them, let us build with you;
that is, the temple, they proposed to join with them, and assist them in it; which proposal at first sight might seem very agreeable and welcome, and would have been so had they been sincere, but they were not; they hoped, by getting among them, to have sown discord among them, and disunited them; and so by these or other means to have retarded the building; or if it went forward, that they might have a claim to it as theirs, at least as to set up their own idols in a part of it; the reasons they gave follow:

for we seek your God as ye do;
which was false, for they did not worship him alone, but with idols, nor in the same manner as the Jews did:

and we do sacrifice unto him;
but even that could not recommend them to the Jews, since they ought not to sacrifice, even to the Lord himself, but at Jerusalem: there is a various reading here; the textual reading is, "we do not sacrifice"; that is, to idols; the marginal reading is, "we sacrifice to him", which we follow; Aben Ezra takes in both, perhaps most rightly; "we do not sacrifice to any other, but to him"; which was also false:

since the days of Esarhaddon, king of Assur, who brought us up hither;
to Samaria, from Babylon, and other places; see ( 2 Kings 17:24 ) .

Ezra 4:2 In-Context

1 Toen nu de wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE, den God Israels, den tempel bouwden;

2 Zo kwamen zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen optrekken.

3 Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen van Israel zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israels, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning van Perzie, ons geboden heeft.

4 Evenwel maakte het volk des lands de handen des volks van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen;

5 En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzie, tot aan het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie.