Ezra 4:1

1 Toen nu de wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE, den God Israels, den tempel bouwden;

Ezra 4:1 Meaning and Commentary

Ezra 4:1

Now when the adversaries of Judah and Benjamin
The Samaritans, as appears from ( Ezra 4:2 Ezra 4:10 ) ,

heard that the children of the captivity;
the Jews, who had been in captivity seventy years, and were just come out of it, and still were not quite free, but under the jurisdiction and control of the king of Persia:

builded the temple unto the Lord God of Israel;
that they were going about it, and had laid the foundation of it, which might soon come to their ears, the distance not being very great. Josephus F3 says they heard the sound of the trumpets, and came to know the meaning of it.


FOOTNOTES:

F3 Antiqu. l. 11. c. 4. sect. 3.

Ezra 4:1 In-Context

1 Toen nu de wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE, den God Israels, den tempel bouwden;
2 Zo kwamen zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen optrekken.
3 Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen van Israel zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israels, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning van Perzie, ons geboden heeft.
4 Evenwel maakte het volk des lands de handen des volks van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen;
5 En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzie, tot aan het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.