Genesis 17:7

7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.

Genesis 17:7 Meaning and Commentary

Genesis 17:7

And I will establish my covenant between me and thee
Not only renew it, but confirm it by the following token of circumcision:

and thy seed after thee, in their generation;
such blessings in it as belonged to his natural seed, as such he confirmed to them, to be enjoyed by them in successive ages; and such as belonged to his spiritual seed, to them also, as they should be raised up in future times in one place and another:

for an everlasting covenant;
to his natural seed, as long as they should continue in the true worship of God; and in their own land; or until the Messiah came, in whom the covenant of circumcision had its accomplishment, and was at an end; and to all his spiritual seed, with respect to the spiritual blessings of it, which are everlasting, and are never taken away, or become void;

to be a God unto thee, and to thy seed after thee;
to his natural seed, as the God of nature and providence, communicating the good things of life unto them; protecting, preserving, and continuing them in the land he gave them, and in the possessive of all the good things in it, so long as they were obedient to him as their King and their God; and to his spiritual seed, as the God of all grace, supplying them with grace here, and bestowing upon them glory hereafter.

Genesis 17:7 In-Context

5 En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken.

6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen.

7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.

8 En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.

9 Voorts zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten.