Genesis 24:34

34 Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham;

Genesis 24:34 Meaning and Commentary

Genesis 24:34

And he said, I [am] Abraham's servant.
] Not Abraham himself, this undeceived Laban, if he so thought, but a servant of his; which was enough to introduce his discourse, his master being a near relation of theirs, and well known to them by name, if not in person.

Genesis 24:34 In-Context

32 Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kemelen, en men gaf den kemelen stro en voeder; en water om zijn voeten te wassen, en de voeten der mannen, die bij hem waren.
33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek!
34 Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham;
35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.
36 En Sara, de huisvrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.