Genesis 24:35

35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.

Genesis 24:35 Meaning and Commentary

Genesis 24:35

And the Lord hath blessed my master greatly
With temporal blessings, after enumerated, which are of God, and are here ascribed to him, the Father, fountain, author, and giver of all such mercies: and he is become great;
in the world, and highly honoured and esteemed among men: and he hath given him flocks and herds, and silver and gold, and
menservants and maidservants, and camels and asses;
though many of them were obtained in the diligent use of means, yet with the blessing of God; and others were the gifts of princes to him, as of Pharaoh king of Egypt, and Abimelech king of Gerar; yet, as it was the Lord that put it into their hearts to be so liberal to him, they are here called his gifts; see ( Genesis 12:16 ) ( 13:2 ) ( 20:14 ) .

Genesis 24:35 In-Context

33 Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek!
34 Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham;
35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.
36 En Sara, de huisvrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft.
37 En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochteren der Kanaanieten, in welker land ik wone;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.