Genesis 24:50

50 Toen antwoordde Laban en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.

Genesis 24:50 Meaning and Commentary

Genesis 24:50

Then Laban and Bethuel answered
The order of the words in the original is, "then answered Laban and Bethuel"; the word for "answered" is in the singular number, from whence it may be concluded, that Laban gave the answer in the name of Bethuel, he consenting to it, who might be an old man, and left the management of his family affairs to his son, who, Aben Ezra thinks, excelled his father in wisdom and honour; but Jarchi represents him as a wicked and impudent man, who took upon him to speak before his father: but some have thought that this Bethuel was not old Bethuel, the father of Rebekah, but young Bethuel his son, the younger brother of Laban and Rebekah, their father Bethuel being dead, as Josephus says, before observed; and this seems to be countenanced by ( Genesis 24:59 Genesis 24:60 ) , where they are represented as blessing Rebekah, and calling her their sister: and said, the thing proceedeth from the Lord:
that Rebekah should be given to Isaac, as the Targum of Jonathan adds: this matter appears to be according to his will and pleasure, he seems to have appointed it in his decree, and to be bringing it about by his providence; for these men, though they were in part idolaters yet had some good notions of the true God, and of his government of the world, and of his ordering all things in it according to the counsel of his will: we cannot speak unto thee good or bad;
cannot deny the request; the thing was so plain that they had not anything to object to it.

Genesis 24:50 In-Context

48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen.
49 Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechterhand of ter linkerhand wende.
50 Toen antwoordde Laban en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.
51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft!
52 En het geschiedde, als Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor den HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.