Genesis 26:27

27 En Izak zeide tot hen: Waarom zijt gij tot mij gekomen, daar gij mij haat, en hebt mij van u weggezonden?

Genesis 26:27 Meaning and Commentary

Genesis 26:27

And Isaac said unto them, wherefore come ye to me
What is the meaning of this visit? what has brought you hither? it cannot be from affection and friendship to me: seeing ye hate me, and have sent me away from you?
the latter he mentions as a proof of the former; they envied his prosperity, and hated him on that account, and therefore expelled him their country, or at least would not suffer him to dwell among them; and still more glaring proofs were given of the hatred of the men of Gerar to him, not only by stopping up his father's wells, but by striving and contending with him about those he dug in the valley after he was gone from them; one of which he called "Sitnah", from their hatred of him.

Genesis 26:27 In-Context

25 Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven daar een put.
26 En Abimelech trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat, zijn vriend, en Pichol, zijn krijgsoverste.
27 En Izak zeide tot hen: Waarom zijt gij tot mij gekomen, daar gij mij haat, en hebt mij van u weggezonden?
28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u maken:
29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken! Gij zijt nu de gezegende des HEEREN!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.