Genesis 26:30

30 Toen maakte hij hun een maaltijd, en zij aten en dronken.

Genesis 26:30 Meaning and Commentary

Genesis 26:30

And he made them a feast
Made a feast like a king, for the king and his grandees; he treated them in a generous way, according to their dignity, and agreeable to his own disposition and substance: and they did eat and drink;
freely, cheerfully, and in a friendly manner; for both having spoken their minds, they agreed to bury all former things oblivion, and live in peace and friendship; though this feast was not on account of the covenant made between them, as is observed by some interpreters, but as an hospitable act, and a token of good will; for the covenant and the oath confirming it seem to be made next morning, as follows:

Genesis 26:30 In-Context

28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u maken:
29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken! Gij zijt nu de gezegende des HEEREN!
30 Toen maakte hij hun een maaltijd, en zij aten en dronken.
31 En zij stonden des morgens vroeg op, en zwoeren de een den ander; daarna liet Izak hen gaan, en zij togen van hem in vrede.
32 En het geschiedde ten zelfde dage, dat Izaks knechten kwamen, en boodschapten hem van de zaak des puts, dien zij gegraven hadden, en zij zeiden hem: Wij hebben water gevonden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.