Genesis 28:6

6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;

Genesis 28:6 Meaning and Commentary

Genesis 28:6

And when Esau saw that Isaac had blessed Jacob
Had conferred the blessing before given, or had wished him a good journey; which perhaps may be all that Esau understood by it, and so was not so much offended with it: and sent him away to Padanaram, to take him a wife from thence;
which likewise might not be displeasing to him, partly as he understood it to be only on account of taking a wife, and not on account of his ill design upon him, which he might imagine his parents knew nothing of; and partly as he would now be out of the way, and he might find means the easier to ingratiate himself into his father's favour, and get him to revoke the blessing, and settle the inheritance upon him: and that as he blessed him, he gave him a charge, saying, thou shalt
not take a wife of the daughters of Canaan;
or of the Canaanites, of any of the tribes or nations that belonged to that people, whether Hittites or others.

Genesis 28:6 In-Context

4 En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.
5 Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-Aram, tot Laban, den zoon van Bethuel, den Syrier, den broeder van Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder.
6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;
7 En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Paddan-Aram getrokken was;
8 En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.