Genesis 28:4

4 En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.

Genesis 28:4 Meaning and Commentary

Genesis 28:4

And give thee the blessing of Abraham, to thee, and to thy
seed with thee
Which was promised to Abraham, and was entailed upon Isaac and his seed, and now upon Jacob and his seed, which follows: that thou mayest inherit the land wherein thou art a stranger, which
God gave to Abraham;
the land of Canaan, which was given to Abraham by promise, but not in possession; he was a sojourner and stranger in it, and so Isaac had been all his days, and now Jacob, who through the blessing was become heir of it; but as yet neither he nor his posterity must enjoy it, but be strangers and sojourners in it, for the exercise of faith, and for the leading of their minds off of all earthly enjoyments, to the better and heavenly country God has provided for his people; see ( Hebrews 11:9 Hebrews 11:10 Hebrews 11:13 Hebrews 11:16 ) .

Genesis 28:4 In-Context

2 Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuel, den vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochteren van Laban, uwer moeders broeder.
3 En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt.
4 En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.
5 Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-Aram, tot Laban, den zoon van Bethuel, den Syrier, den broeder van Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder.
6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.